NVvH Chirurgendagen 2020

ABSTRACT
Categorie: Long

Trends in gebruik van invasieve mediastinale stadiƫring en het effect daarvan op onvoorziene N2 ziekte en overleving in resectabel niet-kleincellig longcarcinoom

J.E. Bousema1, M.J. Aarts2, M.G.W. Dijkgraaf3, J.T. Annema4, F.J.C. van den Broek1
1Maxima Medisch Centrum - Lokatie Veldhoven, VELDHOVEN, Chirurgie
2Integraal Kankercentrum Nederland, Utrecht, Research and Development
3AMC - Lokatie Amsterdam, AMSTERDAM, Klinische Epidemiologie, Biostatistiek en Bioinformatica
4AMC - Lokatie Amsterdam, AMSTERDAM, Longziekten

Introductie

Richtlijnen omtrent invasieve mediastinale stadiëring bij patiënten met resectabel niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) zijn over de jaren veranderd. Het doel van deze studie was het beschrijven van trends in gebruik van invasieve stadiëring en onvoorziene N2 ziekte (uN2), alsmede onderzoeken of inadequate stadiëring effect heeft op totale overleving (OS).

Methode

We selecteerden alle patiënten uit de Nederlandse KankerRegistratie (2003-2017) met stadium IA-IIIB NSCLC die chirurgische tumor resectie als primaire behandeling ondergingen (n=25.434). We onderzochten trends in het gebruik van invasieve mediastinale stadiëring (mediastinoscopie (2005-2017) en endosonografie (EBUS en/of EUS, 2011-2017)), uN2 (met subgroep analyse: één of meerdere maligne lymfeklieren) en OS voor patiënten met verschillende pathologische N-stadia en voor patiënten met klinische N1-3 ziekte (cN1-3) die wel of geen invasieve stadiëring ondergingen. Trends werden onderzocht door middel van de Spearman’s rank correlatie coëfficiënt en OS werd geanalyseerd met cox regressie analyse.

Resultaten

Het gebruik van invasieve stadiëring steeg van 26% in 2005 tot 40% in 2017 (p<.01). Het gebruik van endosonografie steeg van 9% in 2011 tot 19% in 2017 (p<.01), terwijl het gebruik van mediastinoscopie daalde van 26% in 2005 naar 8% in 2017 (p<.01). De incidentie van uN2 bleef stabiel over de jaren (gemiddeld 8.5%). Vijf-jaar OS was 41% in patiënten met pN1, 37% in patiënten met één-maligne-lymfklier uN2 (p=.18) en 26% in patienten met meerdere-maligne-lymfeklieren uN2 (p<.01). Vijf-jaar OS van cN1-3 patiënten die invasieve stadiëring ondergingen was 44% versus 39% in patiënten waar geen invasieve stadiëring werd gedaan (p=.12).

Conclusie

Er was een significante toename in gebruik van invasieve mediastinale stadiëring bij patiënten met resectabel NSCLC de afgelopen 15 jaar in Nederland. De verandering van chirurgische stadiëring naar het minder invasieve endosonografie heeft niet geleidt tot meer onvoorziene N2 ziekte, terwijl gebruik van invasieve stadiëring geen invloed had op OS.